Wat is er nodig om als lerarenopleider te kunnen werken met flexibele leerroutes?

Het afgelopen jaar heeft de werkgroep Professionalisering lerarenopleiders een behoeftepeiling gedaan bij lerarenopleiders, opleidingen en werkveld: Wat is er nodig, zowel landelijk als in de regio, om als lerarenopleider te kunnen werken met flexibele leerroutes en daardoor beter voorbereid te zijn op een toekomstige of andere taak en rol? Ook is een inventarisatie-onderzoek verricht naar de wijze waarop professionalisering (formeel en informeel) wordt vormgegeven.

Vijftien vertegenwoordigers van dertien kennisinstituten (hbo en wo) hebben in dit project samengewerkt. In totaal zijn tien casussen van opleidingsinstituten en partnerscholen verzameld en geanalyseerd. Voor de analyse is een matrix ontwikkeld door onderscheid te maken tussen ‘beroepsrollen’ en ‘manieren van leren’ van lerarenopleiders. In de analyse zijn beide dataverzamelingen met elkaar gecombineerd. De bevindingen laten zien dat:

  1. De verschillen tussen opleidingsinstituten groot zijn, zowel wat betreft de fase van ontwikkeling als de wijze waarop flexibele trajecten worden vormgegeven.

  2. Niet alle beroepsrollen en manieren van leren worden even vaak genoemd.

  3. Professionaliseringsactiviteiten in de praktijk vaak beperkt blijven tot een groep ‘voorlopers’.

  4. Het stimuleren van kennisdeling en uitwisseling veel belangrijker wordt gevonden dan het organiseren van trainingen en cursussen.

  5. Het veranderen van de cultuur en de mindset van opleiders als een belangrijke succesfactor wordt gezien voor het kunnen werken met flexibele leertrajecten.

Aanbevelingen

Op grond van deze conclusies heeft de werkgroep de volgende aanbevelingen geformuleerd:

  1. Gebruik het analysekader om het gesprek met stakeholders over professionalisering op gang te brengen.

  2. Werk binnen alle lagen van de organisatie aan een verandering van mindset, waarbij de focus verschuift van de opleiding en het curriculum naar de lerende en zijn of haar leerproces.

  3. Faciliteer de dialoog binnen teams en organisaties met voldoende tijd en ruimte om deze verandering in denken op gang te brengen.

  4. Bevorder het delen en uitwisselen van kennis en ervaring op het terrein van flexibilisering, tussen scholen, binnen opleidingsinstituten en tussen opleidingen, maar ook tussen opleidingen en scholen.

  5. Stem de inhoud en de vorm van de professionalisering op elkaar af door daar in het professionaliseringsbeleid van de instelling expliciet aandacht aan te besteden.

  6. Stimuleer vormen van actieonderzoek of ontwerponderzoek rond flexibilisering, zodat veranderingen en kennis over (de effecten van) deze veranderingen samengaan en elkaar kunnen versterken.

  7. Wacht niet tot het concept ‘flexibel onderwijs’ volledig zal zijn uitgekristalliseerd, maar start met één of meerdere experimenten of pilots.