'Bouwen aan die ene onderwijsruimte'
Twee jaar geleden werd het bestuursakkoord getekend en inmiddels zijn we heel wat overleggen, werk- en klankbordsessies, conferenties en producten verder. Waren we als werkgroepen tot voor kort zeer gefocust op de eigen plannen en doelstellingen, zijn we ons sinds enige tijd steeds meer bewust van waar we naar toe aan het werken zijn: naar die ene onderwijsruimte.
Miranda Timmermans, lid projectmanagementteam
In het concept raamplan van het Sectoraal Advies College Hoger Pedagogisch Onderwijs worden de contouren geschetst van die onderwijsruimte. Voor mij, als professional die dagelijks op allerlei manieren bezig is met samen opleiden en professionaliseren, roept één onderwijsruimte ontzettend veel kansen op. Het biedt een dynamisch geheel van aankomende, startende en ervaren professionals die met en van elkaar leren en zich ontwikkelen, waarbij er optimaal gebruikt wordt gemaakt van de kwaliteiten van de scholen, de opleidingstrajecten (het opleidingsaanbod) en de kwaliteiten die de lerenden zelf al in huis hebben. Werken vanuit die onderwijsruimte vraagt een andere kijk op opleiden, vraagt om vertrouwen en verbinding.
‘Eén onderwijsruimte roept voor mij enorm veel kansen op, maar vraagt ook om een andere kijk op opleiden.’
Het komen tot die ene onderwijsruimte is geen sinecure en vraagt behoorlijk wat van lerarenopleiders en allen die betrokken zijn bij het opleiden van leraren. Komen tot één onderwijsruimte (zonder grenzen voor de lerenden) betekent dat we als opleiders ook echt een aantal grenzen moeten slechten. Dat kost altijd wat moeite, maar zoals we weten uit de theorie rondom boundary crossing, die in mijn en vele andere lectoraten gebruikt wordt, bieden grenzen veel leerpotentieel. Leerpotentieel dat is uit te drukken in vier leermechanismen: identificatie, coördinatie, reflectie en transformatie.
Wij als kerngroep en werkgroepen met opleiders uit meerdere lerarenopleidingen en met uiteenlopende specialismen hebben ook zo geleerd. In de fase van identificatie hebben we vooral gekeken wat we zelf al doen en aan kennis en ervaring hebben, hoe dat bij de ander zit en waar overeenkomsten en verschillen zitten. In de fase van coördinatie zochten we met elkaar naar waar we daadwerkelijk verbindingen kunnen maken en bij reflectie naar het echt van elkaar en elkaars perspectieven willen leren. Transformatie gaat om het samen maken van iets nieuws en de voor eenieder van ons vertrouwde praktijk overstijgen.
‘Komen tot één onderwijsruimte - zonder grenzen voor de lerenden - betekent dat we als opleiders ook echt een aantal grenzen moeten slechten.’
Alle betrokken opleiders en werkgroepleden leren en hebben geleerd op de grenzen van diverse praktijken, waarbij het zeker geen lineair proces is: af en toe was het echt weer nodig om terug te gaan naar identificatie, om elkaar opnieuw goed te gaan begrijpen.
Elk van de werkgroepen heeft (tussen)producten opgeleverd die bij een van die fasen onder te brengen zijn. Al deze producten nodigen uit om met eigen collega’s het gesprek aan te gaan over professionalisering, leeruitkomsten, evc en de routes naar het leraarschap. Al deze producten zijn instrumenten, boundary objects om van grenzen te leren en grenzen te slechten. En juist door met elkaar de gesprekken te voeren kunnen we bouwen aan die ene onderwijsruimte voor opleiden en professionaliseren van (aanstaande) leraren.
Tijdens de werkconferentie in oktober hebben we gezien dat anderhalf jaar hard werken en leren over de grenzen van de eigen hogescholen ruimte, vragen en mogelijkheden biedt om te leren over de grenzen van hogeschool en universiteit. Het proces van identificatie, coördinatie enzovoorts zijn we daar opnieuw ingegaan, nu met als doel het verkennen van de overeenkomsten en verschillen tussen flexibel leraren opleiden door lerarenopleidingen van hogescholen en universiteiten in het kader van die ene onderwijsruimte. De uitwisseling en feedback hebben geleid tot aanscherping van eigen opvattingen en producten maar ook zicht geboden op samen leren.
‘Om die ene onderwijsruimte te realiseren kunnen we niet om onze werkveldpartners, om de opleiders uit de partnerschappen heen.’
Komend jaar vraagt echter nog wel nadrukkelijk om ook de opleiders uit het werkveld te betrekken bij het gesprek en de verdere uitwerking. Opleidingstrajecten worden al sinds de jaren 2000 niet meer alleen vormgegeven en uitgevoerd door alleen opleiders van hogescholen, maar ook door opleiders uit de scholen. Om die ene onderwijsruimte te realiseren kunnen we niet om onze werkveldpartners, om de opleiders uit de partnerschappen heen.
Ik wens ons dan ook toe dat we de goede gesprekken het komend jaar gaan voeren met de brede doelgroep van lerarenopleiders! Alleen zo komen we verder en behouden, bewaken en ontwikkelen we de kwaliteit van opleidingstrajecten én van onze (aanstaande) leraren.
Een mooie boodschap richting het nieuwe jaar, lijkt mij!